Boerentuinen en Boerenerven

De boerenerven zijn de laatste tientallen jaren onherkenbaar veranderd. Door onder andere de schaalvergroting in de landbouw ging het boerenbedrijf met zijn tijd mee en moest op het erf ruimte worden gevonden voor vernieuwingen als ligboxenstal en mestsilo.
Ook de introductie van honderden nieuwe plantesoorten heeft zijn sporen achtergelaten in de traditionele boerentuin. Exoten uit verre streken beschouwde men als bijzonder en om erbij te horen moest je die wel hebben. Wezensvreemde materialen als bielzen en vlechtschermen completeerden de afbraak van vaak eeuwenoude, organisch gegroeide erven.

De landbouw wordt heden ten dage op een heel andere leest geschoeid, waardoor er veel minder boeren zijn dan voorheen. Particulieren kopen voormalige boerderijen op, waarna ze vaak onherkenbaar veranderen, zowel van binnen als van buiten. Hoe vaak zien we niet dat prachtige hofstedes zonder gevoel voor maat, vorm en kleur omgetoverd zijn in quasi-authentieke hoeves. Ongelimiteerde aanplant van coniferen en een grenzeloze drang naar te veel verscheidenheid bevestigen het beeld van kneuterigheid wat je bekruipt bij het aanschouwen van een dergelijk erf.

Minder boeren betekent ook minder boerenerven, hetgeen een kwalitatieve achteruitgang van het landschap tot gevolg heeft.
Elke streek in Nederland kent zijn specifieke plantensoorten. De van nature in het gebied groeiende soorten zien we vaak terugkomen bij de boerderijen. Het zorgt mede voor de herkenbaarheid. De alsmaar toenemende nivellering van het platteland resulteert in een soort eenheidsworst die haar eigenheid verliest. Hierdoor gaat zelfs het Limburgse landschap langzamerhand op dat van Friesland lijken!

Een van de beeldbepalende elementen van het boerenerf was altijd de boomgaard. Op een meer of minder grote oppervlakte teelde men appels, peren, pruimen en soms kersen en noten voor eigen gebruik. Soms werd een deel van de oogst verkocht aan handelaren die het fruit naar de steden en dorpen vervoerden.
De boomgaarden bestonden altijd uit een zeer gevarieerde aanplant; immers men had er belang bij dat verse vruchten over een langere periode voorhanden waren. Dus zomer- en herfstsoorten, alsmede winterfruit voor de opslag. De oude boomgaardjes vormen als het ware het geheugen van het landschap. Door de grote mate van differentiatie moet hun waarde als genetisch reservoir zeker niet worden onderschat.

De heer Auke R. Kleefstra weet er alles van. Hij heeft een eigen bedrijf als hovenier/boomkweker en schreef als pomoloog (vruchtenkenner) diverse artikelen over oude fruitrassen.
Een lezing over boerentuinen en boerenerven zal in ruime mate ondersteund worden met diamateriaal. U kunt nu zelf zien hoe het niet moet en ervaren hoe het ook kan.