EEN GOED BEGIN...
Het planten van vruchtbomen is een ambacht dat grondige kennis vereist. Een aanplant leidt niet altijd tot tevredenheid. Vaak zien we dat in zo'n geval in het begin fundamentele fouten zijn gemaakt. Flaters, doordat een amateur vaak niet beschikt over de noodzakelijke kennis om tot een optimaal resultaat te komen. Dat is hem ook niet kwalijk te nemen. Wat een een serieuzere zaak is, is het onbreken van voldoende vakmandschap bij tuincentra en boomkwekers. Het komt vrij vaak voor dat hier het personeel niet weet dat in principe iedere vruchtboom geënt is op een bepaalde onderstam. Het karakter van deze onderstam kan doorslaggevend zijn voor het behalen van sucses. Een boom is immers een investering in de toekomst!
Bij het planten van vruchtbomen zijn een aantal basisprincipes van groot belang: bodem, lokatie, boomtype, rassenkeuze, bloei en bestuiving, onderhoudsbehoefte en vezorging en tenslotte de concrete uitvoering. Achtereenvolgens zal ik deze factoren kort behandelen.
BODEM
Voor fruitteelt mag de bodem niet te zuur zijn. Een pH van 6 tot 6,5 is voor de meeste fruitsoorten het beste. Wanneer dit niet gehaald wordt kunt u proberen door bekalking de zuurgraad te verlagen. Ook kunt u vrichtgewassen nemen die passen op zure grond. Met name blauwe bes, rode bosbes en cranberry zijn dan geschikt.
Voldoende vocht is onontbeerlijk voor een goede ontwikkeling van uw bomen. Daarom moet de bodem genoeg water kunnen vasthouden. Op kleigrond komen vrijwel nooit problemen voor wat dit betreft; terwijl sommige zandgronden wel droogtegevoelig zijn. Het toedienen van ruime giften compost kan dan uitkomst bieden. Een bodem rijk aan organische stof heeft een beter bufferend vermogen voor water en voedingsstoffen. Ook is het het bodemleven meestal goed ontwikkeld. In droge zomers ontstaan dan minder problemen.
Een te hoge grondwaterstand of schijngrondwaterstand kan problemen opleveren. Wortels hebben zuurstof nodig en groeien niet onder water. Vruchtboomkanker is dan schering en inslag! Bij problemen met de afwatering kan drainage uitkomst bieden.
Ook een te lage grondwaterstand is niet gunstig. Bomen op zwak groeiende onderstammen kunnen dan onvoldoende bij het vocht komen. In de literatuur wordt over het algemeen een grondwaterstand van een meter beneden het maaiveld aanbevolen. Uit eigen waarnemingen kan ik opmaken dat dit niet een absolute vereiste is: ook op laagveenbodems met een bewortelsdiepte van minder dan dertig centimeter groeien soms de mooiste Goudreinetten.
In een dichtgeslagen of door berijden dichtgedrukte grond kan onvoldoende uitwidsseling van zuurstof en koolzuurgas met de atmosfeer plaatsvinden. De wortels verstikken als het ware in hun eigen “uitlaatgassen”. Zorg daarom voor voldoende doorluchting. In dergelijke gevallen is het aan te bevelen de grond voor het planten goed los te maken.
Iedere plant heeft voor een goede groei voedingsstoffen nodig, anders kunnen stoornissen ontstaan. Van nature arme bodems als zandgronden stoornissen ontstaan. Van nature arme bodems als zandgronden moet daarom regelmatig bemest worden zodat de bomen “uit de voeten” kunnen.
Steenvruchten als pruim, kers en perzik zijn tevens gebaat bij een kalkvoorraad,bijvoorbeeld toevoeging van korrelkalk. Een traditionele methode die ik een hoorde was het storten van een dikke laag oud pruin onder in het plantgat. Vroeger werden muren namelijk met kalk gemetseld. Juist deze voedingsstof voorkomt bij steenvruchten kwaaltsjes als gomziekte en onvolgroeide pitten.
LOCATIE
Zorg voor voldoende ruimte wanneer u vruchtbomen gaat planten. Het is belangrijk dat u zich eerst eens verdiept in het boomtype en onderstam alvorens tot aanplant over te gaan. Er moet dus een inschatting worden gemaakt van de toekomstige uitgroei van de bomen. Dit is afhankelijk van het ras en onderstam.
Wanneer u bij ons langs komt, kunnen wij u hierin een passend advies geven!
Plant vruchtbomen nooit in de volle schaduw van gebouwen, hoge bomen of anderszins. Op die manier wordt het nooit was. Voor de vorming van bloesem hebben bomen namelijk veel licht nodig; een boom in de schaduw draagt meestal geen vrucht.
De meeste vruchtbomen houden van een beschutte standplaats omdat de vruchten vaak niet erg vast aan het hout zitten. Alleen stoofperen en moesappels kunt u eventueel op de windzijde planten.
Bij grotere aanplant kan het van belang zijn rekening te houden met de zonnestand. In de loop van de dag draait de zon van het oosten, via het zuiden naar het westen. Daarom zetten we de hoger opgaande soorten en variëteiten op de noordzijde van het perceel en de lagere bomen of struiken op de zuidkant.
BOOMTYPE
Er zijn diverse types van vruchtbomen in omloop. Het meest gangbare zijn de zogenaamde vrije vormen. Afhankelijk van of u een laagstam, dan wel half- of hoogstam plant is minder of meer ruimte vereist.
De onderstam bepaalt of uw hoogstamboompje wel “hoogstamafmetingen” bereikt.
Ook moet de onderstam voldoende winterhard zijn. Met name kwee-onderstammen voor perenbomen zijn niet altijd betrouwbaar.
Wees voorzichtig met de zogenaamde Ballerina-bomen. Als vruchtdragende boom is ze niet geschikt, het is meer een siergewas. Eigenlijk is Ballerina een onvoldragen vrucht van de plantenveredelaars; een te vroeg geboren kindje dat “nog niet af” is. Nadelen zijn de onvoldoende kwaliteit van de vruchten en de beurtjarigheid.
RASSENKEUZE
Het is verstandig alvorens bomen te kopen eerst eens te kijken naar de ziektegevoeligheid van uw favoriete rassen. Er blijken nogal grote verschillen te bestaan voor wat betreft de resistentie: een goede oogst in de toekomst begint al bij de aanplant! Het is beter ziekten te voorkomen dan dat men in een later stadium allerlei chemische spuitmiddelen moet aanwenden om bomen en vruchten gezond te houden.
Voor particulieren is het aan te bevelen een zekere spreiding in de rijptijd van het fruit na te streven, zodat niet alle vruchten ineens geconsumeerd moeten worden. Doe dus net als vroeger in de oude boerenboomgaarden en weet de waarde te schatten van zomer-, herfst- en wintervruchten. De voorkeur verdient een bewaarbaarheid op eenvoudige wijze, zonder kunst- en vliegwerk (koelcellen).
Denk ook eens na over het uiteindelijke doel van uw oogsten. Wilt u alle fruit vers gebruiken of is er behoefte aan moesappels, zoete appels of peren om te stoven. Misschien bent u van plan vruchten tot sap, wijn of zelfs cider te verwerken.
Kies rassen die klimatologisch zijn aangepast. Ik weet nog goed dat een aantal jaren geleden regelmatig boompjes van Granny Smith in tuincentra werden aangeboden. In gedachten hebt u dan de bekende grasgroene appels uit de supermarkt. Maar verwacht nou niet dat die karakteristieke vruchten ook aan uw boompje zullen groeien. Nou ja, groeien gaat nog wel enigszins, maar rijpen en smaken, ho maar!
Een aantal bekende appelvariëteiten missen in onze catalogus: Golden Delicious is over het algemeen absoluut niet geschikt voor de amateurteler; zonder uitgebreide schurftbespuitingen zullen nauwelijks voldoende ontwikkelde vruchten worden geoogst.
Cox’s Orange Pippin is onder andere een zeer kieskeurige variëteit. Ze stelt erg hoge eisen qua verzorging. In doorsnee kan men in particuliere tuinen niet hieraan tegemoet komen, met als gevolg dat de bomen vrijwel geheel verkankeren.
Goed èn makkelijk in de teelt zijn onder andere: Alkmene, Jonathan, Laxton’s Superb, Lombarts Calville, Melrose en Notarisappel. Oude fruitrassen bieden voordelen wat betreft de teelt en bewaarmogelijkheden. Zelfs met een minimale verzorging worden prima resultaten behaald.
BLOEI EN BESTUIVING
Over bestuiving bestaan nogal veel misverstanden. Vaak wordt gedacht dat iedere vruchtboom kruisbestuiving nodig heeft. Dus wordt bij de zojuist geplante Goudreinet nog een tweede neergezet. Echter, een extra boompje garandeert niet zondermeer (voldoende) bevruchting. Dusdanig handelen volgt uit het feit dat men de klok heeft horen luiden maar niet weet waarde klepel hangt. Het probleem van de bestuiving is vaak niet zo ingewikkeld als het lijkt. Mijn ervaring is dat wanneer men meer dan vijf verschillende appelbomen plant er over het algemeen geen problemen ontstaan met de bestuiving. Er zit namelijk bijna altijd wel een goede stuifmeelleverancier tussen. Voor de precieze combinatie verwijs ik naar de rasbeschrijvingen in onze catalogus.
Bepaalde rassen vormen van nature slecht (= onvruchtbaar) stuifmeel, waardoor geen andere bomen bestoven kunnen worden. Ook zelfbestuiving is dan niet mogelijk. Voorbeelden van deze triploïdie zien we bij Schoone van Boskoop en Notarisappel. Andere variëteiten bestuiven zichzelf maar kunnen ook zeer veel andere rassen bevruchten. Groninger Kroon, Zigeunerin, Transparente Jaune, Luntersche Pippeling, Laxton’s Superb, Zoete Kroon, Conference, Gieser Wildeman, Victoria en Meikers zijn enkele uit deze categorie. Parthenocarpie is vruchtzetting zonder bestuiving. Het komt veel voor bij peren. De vruchten bevatten dan geen ontwikkelde pitten en zijn afwijkend van vorm. Apomixie is de vorming van vruchten met pitten of kernen zonder dat bestuiving heeft plaatsgevonden. Bij walnoot treedt dit weleens op.
Wanneer u in een gebied woont waarde kans op late nachtvorst groot is, kies dan voor relatief late bloeiers zoals Sterappel, Court-Pendu of een bellefleur-type. Ook de meeste zoete appels bloeien laat.
ONDERHOUDSBEHOEFTE EN VERZORGING
Om uw bomen in goede conditie te houden is een goede verzorging onontbeerlijk. Hiervoor kennen we een groot aantal onderhoudsmaatregelen. Snoei is slechts een van de cultuurmaatregelen. Genoemd moeten ook zeker worden: beregening, gewasbescherming, wondverzorging en wildafweer. Vruchtdunning is nodig bij pruimen en appels. Na de junirui kunt u hiermee beginnen.
Tussen de onderscheiden boomtypes bestaan nogal grote verschillen met betrekking tot de onderhoudsbehoefte. Laagstammen vragen in de jeugdjaren weinig verzorging, op oudere leeftijd daarentegen meer. Aan de andere kant moeten hoogstammen de eerste jaren in vorm gesnoeid worden. In de volwassen fase kan met minder onderhoud worden volstaan. Leibomen daarentegen vereisen veel vakkennis. Om een goede verhouding tussen groei en vruchtbaarheid te bereiken en tevens de vorm in stand te houden is een nauwkeurige snoei noodzakelijk.
Ook tussen de fruitsoorten bestaan grote verschillen; morel en perzik moeten ieder jaar flink gesnoeid worden. Om voldoende groeicapaciteit te waarborgen moeten deze gewassen dan ook stevig bemest worden. Appel, peer en pruim zijn gebaat bij een gematigde snoei. De kers kan met weinig snoei toe. De bemesting wordt steeds afgestemd op de situatie ter plekke en de gewenste groeikracht.
Het voert te ver om hier uitgebreid op al deze zaken in te gaan. Wij verzorgen voor u het complete pakket aan onderhoudsmaatregelen voor vruchtbomen, zie diensten. Verder organiseren wij regelmatig snoeicursussen voor particulieren. Diverse snoeitechnieken komen aan de orde tijdens de lessen. Bel of mail voor nadere informatie.
KORT SAMENGEVAT DE HOOFDVRAGEN
- Welk ras wil ik?
- Is kruisbestuiving nodig? (op basis van de tabellen)
- Welk boomtype wens ik?
- Heb ik daar voldoende ruimte voor?
- Heb ik voldoende tijd of middelen voor het nodige onderhoud en de verzorging?